-
1 net
adj. netto; schoon (gewicht - winst - salaris enz.)--------n. netwerk; net; val--------v. vangen; netto (inkomen) verdienennet1[ net] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 net3 netmateriaal ⇒ mousseline, tule♦voorbeelden:————————net21 netto ⇒ schoon, zuiver♦voorbeelden:the net result • per saldo————————net32 (met een net) af/bedekken3 netten/fuiken zetten in ⇒ bevissen6 winnen ⇒ opstrijken, (netto) verdienen -
2 net future value
toekomstige netto waarde (toekomstige waarde van inkomsten met aftrek van uitgaven met bijkomstige rente)net future value (NFV) -
3 net worth
-
4 NPV
v. huidige netto waarde, huidige waardering van toekomstige inkomsten verminderd met toekomstige inkomsten met aftrek van rente (in economie) -
5 net present value
netto van huidige waarde (huidige waarde van toekomstige inkomsten verminderd met toekomstige uitgaven met aftrek van samengestelde interest) -
6 net national product
netto nationaal product (waarde van alle goederen en diensten geproduceerd door productiefactoren van een zaak met aftrek van verlies)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский